Temps Nouveaux

Temps Nouveaux is eigenlijk een atypisch blad voor de communistische sluikpers: men vindt er weinig of geen slogantaal en evenmin dagdagelijkse informatie in terug. Het is een politiek en ideologisch blad van en voor intellectuelen. Het blad wil de overtuigingen vormen van de groep die in het begin van de jaren 1930 rond de KPB is ontstaan. Het wil hen wapenen om de demagogie van de Nieuwe Orde te ontrafelen en de argumenten van het nationaalsocialisme te onderwerpen aan een marxistische kritiek. Verder gaat het erom bepaalde beroepsgroepen te mobiliseren op basis van een minutieuze en uitgebreide argumentatie die wordt geschreven op dichtbedrukte bladzijden.

Wat en door wie

Achtentwintig nummers van Temps Nouveaux zijn geïdentificeerd. Het eerste nummer is onvindbaar geworden. Het tweede kan gedateerd worden in december 1940 of januari 1941. De publicatie wordt gestaakt in juli 1943, maar de meeste nummers zijn verschenen in 1941 (achttien, waarvan elf voor 22 juni 1941, datum van de Duitse invasie van de Sovjet-Unie) en 1942 (zeven nummers). In 1943 verschijnen slechts drie nummers. Tot einde 1941 wordt het blad gestencild. Van juli 1941 tot mei 1943 wordt gebruik gemaakt van fotogravure. De meeste nummers tellen acht bladzijden. Twee nummers beslaan slechts twee bladzijden.

 



Temps Nouveaux is een product van de groep intellectuelen van de Brusselse federatie van de KPB. Sinds het midden van de jaren dertig zijn leraren, advocaten, artsen, ingenieurs, economisten, schilders en musici toegetreden tot de partij. Het gaat meestal om anonieme militanten, die geconfronteerd worden met de afwijzing van het communisme in hun professionele milieu. In het begin van de bezetting is Edgar Lalmand (secretaris-generaal van de KPB van 1943 tot 1954) de hoogste verantwoordelijke. Het brein en de spil van het blad is ULB-hoogleraar Paul Libois. Hij wordt geholpen door zijn schoonbroer en advocaat Jean Fonteyne, bezieler van het Comité de Vigilance des Intellectuels antifascistes (Waakzaamheidscomité van antifascistische intellectuelen). Libois schrijft zelf verschillende artikelen. Een veertigtal personen is bij het blad betrokken. Ze vergaderen regelmatig per beroepsgroep. Het blad kan gebruik maken van hun vakkennis voor de artikelen. Ze zorgen ook voor de gerichte distributie in hun professioneel milieu. In 1941 bereikt de oplage 2000 exemplaren. Een jurist en hoge ambtenaar (Raoul D’Hoedt, de latere kabinetchef van de communistische minister van Volksgezondheid, Albert Marteaux) staat lange tijd in voor het stencilen van het blad, voor hij zich zoals Fonteyne toelegt op Justice Libre (het blad van het Onafhankelijkheidsfront dat zich richt tot juristen). De kunstgraveur Rüdolf Schönberg zorgt voor het ontwerp en de fotogravures. Hij is al militant in de illegaliteit en houdt zich schuil bij achtereenvolgens Robert Debever, assistent NFWO aan de ULB en bij student en diplomatenzoon Henk Van Duynen. Deze laatste zal later met Schönberg verantwoordelijkheden opnemen in de federale leiding van de KP in Brabant. Waarschijnlijk wordt het blad gedrukt bij de fotograveur Apers, voor de oorlog al actief in linkse kringen. De getalenteerde schilder en affichemaker Wilchar (artiestennaam van Willem Pauwels, 1910 - 2005), eveneens KP-lid, werkt bij hem.

Het sluikblad gaat in 1942 achteruit en overleeft amper in 1943 met een oplage van 600 exemplaren. Dit is het gevolg van het ‘verdampen’ van de intellectuele sector van de partij. De nationale leiding zet haar leden in voor speciale taken: ingenieurs worden als sabotage-experts overgeheveld naar de gewapende partizanen en advocaten naar het sluikblad Justice Libre. De beter gevormde intellectuelen worden opgeslorpt door de federale en nationale partijapparaten. De grote razzia van 1943, die de rangen van de KPB-leiding uitdunt, luidt het definitieve einde in van Temps Nouveaux. Van de intellectuele sector blijven nog een vijftigtal leden over, vooral leraren, artsen en enkele musici. De KPB integreert hen in de verschillende structuren en specifieke bladen van het Onafhankelijkheidsfront.

Evolutie

Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen thema’s die drie jaar aan bod komen en thema’s die slechts in de aanvangsfase terug te vinden zijn. Precies in die eerste fase situeert zich de politieke overgang van ‘rood naar driekleur’ (van communisme naar patriottisme). Het intellectuelenblad levert er de theoretische sleutels voor.

De eerste maanden staat Temps Nouveaux zeer negatief tegenover de Nieuwe Orde en komt de vijandigheid tegen elke vorm van imperialisme, zowel Brits als Duits, sterk naar voren. Het tracht ook de ‘neutraliteit van de USSR, die niet wenst te kiezen tussen één van beide’ uit te leggen en pleit voor een ‘rechtvaardige en duurzame vrede’. Voor de Verenigde Staten zijn enkel de belangen van hun kapitalisme richtinggevend. Het perspectief dat wordt geboden is dat van de keuze tussen ‘een Amerikaans kolonie worden, een Brits dominion of een Duits protectoraat’. De rechtvaardige en duurzame vrede en de nationale onafhankelijkheid kunnen enkel het resultaat zijn van de omverwerping van het regime, van de revolutie dus. In maart 1941 ruimt het blad veel plaats in voor de gebeurtenissen in Bulgarije en zet de veranderende toon in Moskou in de verf.

Na de staking in Luik in mei 1941 maakt Temps Nouveaux een beslissende koerswijziging. Het blad ruimt veel plaats in voor de staking en legt uit dat door te revolteren tegen de miserie, de stakers een ‘uitgesproken politieke strijd’ voeren. De stakers nemen de leiding van de beweging voor de bevrijding en de onafhankelijkheid van het land. Op dat moment is het blad van oordeel dat het verzet tegen het Duitse imperialisme een revolutionaire strijd is. Daarom wordt de hand gereikt aan allen die strijden tegen het buitenlandse juk, ook al maken ze zich illusies over het Engelse imperialisme. Na 22 juni 1941is het makkelijker uit te leggen dat de oorlog van karakter is veranderd en dat de meningsverschillen opzij moeten worden gezet. Het blad blijft gedurende zijn verdere bestaan op deze lijn en juicht de alliantie tussen de USSR, Engeland en de USA toe.

Constanten

Er zijn echter ook thema’s die de continuïteit van het blad uitmaken en die in de in totaal 204 pagina’s bijna permanent terug te vinden zijn.

Vooreerst is er de marxistische verklaring van de gebeurtenissen. De verschillen tussen socialisme, kapitalisme en nationaalsocialisme worden benadrukt. Er wordt uitgelegd hoe oorlog leidt tot de vorming van een staatsmonopoliekapitalisme. De theorieën van De Man worden aan de schandpaal genageld. Speciale aandacht gaat uit naar de nationaliteitenkwestie. Op de notie gelijkheid wordt dieper ingegaan. Er is een gedetailleerde analyse en scherpe kritiek van de wetgeving van de secretarissen-generaal en minutieuze financiële analyses. Geleidelijk aan zal dit ‘wetgevend’ aspect en de houding van de magistratuur, aanvankelijk sterk aanwezig, behandeld worden door Justice Libre. De groepen die beide bladen maken hebben immers raakvlakken of zullen zelfs helemaal samenvallen.

Vanaf de Antwerpse progom wordt de Jodenvervolging aangeklaagd. Hoewel aanvankelijk gezien als een afleidingsmanoeuvre, roept de krant onmiddellijk op tot solidariteit en hulp aan de vervolgden. De evolutie van de Duitse maatregelen wordt opgevolgd. Temps Nouveaux ruimt een opvallende plaats in voor de verdediging en het verheerlijken van de daden van de ULB. Deze verheerlijking gaat verder dan enkel de sluiting. De speciale aandacht voor de ULB weerspiegelt de identiteit van de redacteurs en van het doelpubliek. Zo brengt het blad hulde aan oud-rector en decaan van de Faculteit Geneeskunde, A.E. Dustin, geëngageerd democraat en gijzelaar van de bezetter die overlijdt na zijn opsluiting.

Maar de meeste plaats wordt ingeruimd voor wat goed wordt samengevat in één van de titels ‘Pleeg verzet in uw beroep’. Het blad klaagt de Nieuwe Ordeorganen aan die in verschillende sectoren zijn opgericht. Daarmee geeft de krant ook aan waar haar kracht ligt. Onderwijzend personeel, artsen, verplegend personeel, advocaten, apothekers, ingenieurs, kunstenaars en musici worden opgeroepen hun rechten te verdedigen. De toestand van de volksgezondheid, in de ziekenhuizen en de Orde der geneesheren worden systematisch geviseerd. Temps Nouveaux roept de artsen op die zich hebben laten verschalken om aan te sluiten bij deze Nieuwe Ordeorganisatie om zich opnieuw uit te schrijven. De verpleegsters van het Brugmannziekenhuis die weigeren over te stappen naar de Wehrmacht worden toegejuicht. Deze specifieke strijd wordt vanaf midden 1943 overgenomen door Médicine Libre. Kunstenaars worden gewaarschuwd voor de toenaderingspogingen van de Nieuwe Orde.

Meer algemeen zet het blad intellectuelen aan risico’s te nemen zoals de arbeidersklasse hen heeft voorgedaan. De specifieke rol van de intellectueel wordt in de verf gezet. De tekst van de conferentie die Jacques Duclos in 1938 hield over ‘De rechten van de intelligentsia’ wordt afgedrukt. Voor elk thema wordt systematisch de parallel getrokken met de toestand in de USSR. De verheerlijking van de Sovjet-Unie is een terugkerend thema in het blad, zoals overigens in alle communistische clandestiene kranten. Intellectuelen die door de bezetter gefusilleerd werden - verzetslui én goede vrienden -worden op emotionele wijze herdacht: Jean Guillissen, Willy Jeunehomme, Albert Depelseneire.

Temps Nouveaux is een buitenbeentje geweest. Zelden biedt de Belgische sluikpers inderdaad ruimte voor reflectie, bijna steeds is ze gericht op de ideologische strijd van het moment en ontbreekt een toekomstproject. Temps Nouveaux zal een kanaal zijn voor meerdere intellectuelen om van een verdoken naar een publiek communistisch engagement over te stappen na de oorlog.

José Gotovitch

Bibliografie

  • M. Hannotte Michel (Dir), Jeanne Marie Noiroux, Lily Rochette-Russe, La presse clandestine de Seraing 1940-1944, Le Cerisier, Cuesmes (Mons), 2006.
  • Le "Drapeau Rouge" clandestin, Fondation Jacquemotte, Bruxelles, 1971.
  • De klandestiene "Rode Vaan" . F. Masereel Fonds, Bruxelles, 1971,
  • La Résistance culturelle, Belgique 1940-1945, Rue des Usines, 1986.
  • Maerten Fabrice, Du murmure au grondement : la résistance politique et idéologique dans la province de Hainaut pendant la Seconde Guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944)  Mons, 1999.
  • Gotovitch José, Du communisme et des communistes en Belgique Approches critiques, Aden, Bruxelles, 2012.
  • Gotovitch José, Du Rouge au Tricolore. Les communistes belges de 1939 à 1944, Editions Labor, Bruxelles, 1992.
  • Gotovitch José, « Médecins engagés, des années trente à la Libération, », Socialisme, 1993.
  • Gotovitch, José, Les multiples résistances universitaires, in 25.11.1941: L'Université Libre de Bruxelles ferme ses portes, Bruxelles, Archives de l'ULB, 1991.
  • Goossens Hector, « Met pen en stencilmachine in strijd tegen de nieuwe orde. De klandestiene pers van K.P. en O.F. in Oost-Vlaanderen », V.M.T., Cahiers, 1979.
  • Jean Lemaître, C'est un joli nom, camarade. Jean Fonteyne, avocat de l'Internationale communiste, Bruxelles, 2012, Aden.
  • Schandevyl Eva, Tussen revolutie en conformisme Het engagement en de netwerken van linkse intellectuelen in België. 1918-1956, Academic & scientific publishers VUBpress, Bruxelles, 2012.
  • Van Doorslaer Rudi, « Ulenspiegiel: een kommunistisch eksperiment met een Vlaamsnationale legale oorlogskrant: Antwerpen 5 januari 1940-1 maart 1941 », Wetenschappelijke Tijdingen, XXXIV, 1975.
  • Van Doorslaer Rudi, De KPB en het Sovjet-Duits niet-aanvalspakt. De Kommunistische partij van België  en het Sovjet-Duits niet-aanvalspakt tussen augustus 1939 en juli 1941, Frans Masereelfonds, Bruxelles, 1975.