De gecensureerde pers in de Grote Oorlog

Als gevolg van de opmars van de Duitse troepen in augustus 1914 valt ook de activiteit van de Belgische krantenuitgevers langzaam maar zeker stil. De militaire operaties verstoren het werk van de journalisten, maar het is de bezetting zelf die de persen tot stilstand brengt. De controle die door de bezetter wordt opgelegd is voor de meeste redacties onaanvaardbaar. Toch moedigt het Duits Militair Bestuur in bepaalde uitzonderlijke gevallen het behoud van bepaalde krantentitels aan. Dat is het geval voor L’Ami de l’Ordre in Namen en voor de Vooruit in Gent. Maar ook sommige minder politiek gekleurde publicaties blijven bestaan. Dat is het geval voor het pas gecreëerde 1914 illustré dat tot het begin van 1918 foto’s van het conflict blijft publiceren.

De eerste bezettingsmaanden

De verschijningsstop van de belangrijkste Belgische kranten valt dus meer op het conto te schrijven van de krantendirecties dan van de Duitsers. In feite is de bezetter op zoek naar efficiënte manieren om met de bevolking te communiceren. Dit betekent niet dat de persorganen die toch blijven verschijnen, of in de herfst van 1914 nieuw wordt opgericht, niet onderworpen worden aan een strenge censuur van het Militair Bestuur. Later wordt deze taak, op basis van het Besluit van 13 oktober 1914, overgenomen door een burgerlijke administratie. Deze is echter in het begin maar zwak georganiseerd en het ontbreekt haar duidelijk aan een uniforme aanpak. Deze tekortkomingen worden echter vrij snel rechtgezet.

Een doorgedreven controle

In het perspectief van de propagandaoorlog die zich rond het jaareinde van 1914-1915 ontwikkelt krijgt de perscontrole een grote betekenis. Een centrale dienst ziet het licht in januari 1915 die vervolgens wordt geïntegreerd in de politieke afdeling van het Duitse Gouvernement-generaal in België. Op basis van de rapporten van de leider van deze afdeling, Oscar von der Lancken-Wakenitz, hebben we vandaag een goed inzicht in de grote lijnen van de perspolitiek van de bezetter vanaf begin 1915. De logica ervan zal wellicht niemand ontgaan. De nieuwsberichten mogen geen negatieve elementen bevatten m.b.t. de militaire prestaties van het Duitse leger of zijn bondgenoten. Er mag geen informatie verspreid worden over de activiteit van de Belgische exilregering en er mogen absoluut geen artikelen gepubliceerd worden die de “haat van de bevolking tegen Duitsland kunnen onderhouden of aanwakkeren”. In de schoot van de redacties krijgen censuurbureaus de opdracht deze principes te doen respecteren. De redacties zijn ook verplicht zich uitsluitend te steunen op oorlogscommuniqués van een Nederlands persagentschap dat gefinancierd wordt door de Duitse autoriteiten.

Massaal succes

In de loop van de vier bezettingsjaren gebruikt het Gouvernement-generaal de gecensureerde pers volop om zijn oorlogsdoeleinden te ondersteunen. Nieuwe kranten worden vooral opgericht om de politiek van de Vlaamse activisten onder de aandacht te brengen. In de lente van 1915 verspreiden alle kranten samen ongeveer vijfhonderdduizend exemplaren in bezet België. Ze zijn onderworpen aan een steeds beter georganiseerde censuur die echter niet steeds op een gelijke manier te werk gaat. De meest volgzame krantenredacties passen de richtlijnen van de politieke afdeling naar de letter toe, terwijl andere weigeren over bepaalde gebeurtenissen te berichten. Zo weigeren de Franstalige kranten in 1917 om informatie te publiceren over de administratieve splitsing van het land. De Brusselse dagbladen worden het meest gelezen. Zowel de Bruxellois als La Belgique verschijnen op meer dan honderdduizend exemplaren. De Antwerpse activistische kranten Het Vlaamsche Nieuws en de Antwerpsche Courant worden op meerdere tienduizenden exemplaren gedrukt. In Wallonië is het enkel L’Ami de l’ordre dat een relatief belangrijke oplage heeft.

Zwanenzang

Vanaf het begin van 1918 wordt de gecensureerde pers met toenemende problemen geconfronteerd. De stijgende productiekosten zorgen ervoor dat de kranten duurder worden en het aantal pagina’s verminderen. Sommige titels verdwijnen als gevolg van de materiële problemen. Na de wapenstilstand overleven er nauwelijks nog kranten die hebben aanvaard om onder Duitse censuur te verschijnen. Zowel hun directies als hun personeel worden op vele plaatsen na de bevrijding het mikpunt van de volkswoede. Uiteindelijk zullen de rechtbanken vele verantwoordelijken van de gecensureerde pers in de Grote Oorlog vervolgen voor incivisme.

Axel Tixhon

Bibliografie

  • Michaël Amara en Hubert Roland, Gouverner en Belgique occupée. Oscar von der Lancken-Wakenitz. Rapports d’activité 1915-1918. Edition critique, Brussel, Pieter Lang, 2004.
  • Hubert De Smet, De gecensureerde dagbladpers in België gedurende Wereldoorlog I, Gent, RUG, 1974.
  • José Gotovitch, Contribution à l’histoire de la presse censurée. 1914-1918, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Brussel, ULB, 1961.