De clandestiene pers in de Grote Oorlog

Bij de Duitse inval zijn er erg weinig Belgische kranten die erin slagen hun persen in veiligheid te brengen. Ook de meeste journalisten verkiezen zich niet te onderwerpen aan de censuur en zetten hun activiteit stop. Toch blijft de pers – de gecensureerde pers - het belangrijkste informatie- en communicatiekanaal tijdens de bezetting. U leest in een andere bijdrage voor de The Belgian War Press meer over hoe het de gecensureerde pers verging.

De eerste ‘verboden’ blaadjes

Al snel blijkt dat de bezetter er alles aan doet om de bevolking te isoleren van de rest van de wereld. De honger naar objectieve informatie over het verloop van de oorlog is echter immens groot. Noch de gecensureerde pers, noch de geruchtenstromen die welig tieren in zulke omstandigheden, kunnen die honger stillen. De zeldzame gesmokkelde geallieerde kranten zijn hun prijs in goud waard. De eerste clandestiene of ‘verboden’ blaadjes die in de loop van 1914 verschijnen proberen die nood te lenigen. In vele gevallen reproduceren deze eerstelingen artikelen uit de geallieerde pers. La Soupe, dat in september 1914 voor het eerst verschijnt in Brussel, is wellicht het meest opvallende en vruchtbaarste voorbeeld van dit soort sluikpers. In de loop van een jaar verschijnen niet minder dan vijfhonderd nummers van het blad dat zich specialiseert in het reproduceren van politieke verklaringen. De Revue hebdomadaire de la Presse française (of vanaf 1917: Revue de la Presse) kan als een ander, weliswaar meer gestoffeerd, voorbeeld gelden. Het blad wordt opgericht in Leuven in februari 1915 en presenteert zijn lezers drie tot vier maal per maand een selectie van artikelen uit de grote Franse dagbladen, soms aangevuld met eigen commentaren.

Een eigen nationale sluikpers

In de eerste maanden van 1915 ontwikkelt zich een tweede soort sluikpers. Deze heeft nu niet langer de intentie de internationale pers te kopiëren en te verspreiden, maar wil de echte spreekbuis zijn van het bezette land. Zonder de minste twijfel is La Libre Belgique het meest beroemde en wellicht ook meest representatieve opinieblad van deze tweede categorie. Het wil de geestesgesteldheid van de bezette bevolking vertolken, maar het wil die bevolking ook beïnvloeden. Het wil een tegenwicht vormen voor de demoralisatie die uitgaat van de gecensureerde pers. Ondanks de vele arrestaties slaagt het Brusselse katholieke blad erin 171 nummers te publiceren tussen februari 1915 en november 1918. Sommige nummers zijn op niet minder dan twintigduizend exemplaren gedrukt en worden over het gehele grondgebied verspreid.

Het succes van La Libre Belgique is echter uitzonderlijk. De meeste van de in totaal 77 gekende clandestiene bladen tijdens de Grote Oorlog kennen slechts een kort bestaan en hun verspreiding blijft beperkt. Titels als L’Âme belge, La Revue de la Presse, De Vrije Stem of De Vlaamsche Leeuw slagen er evenwel toch in gedurende het grootste deel van de bezetting in leven te blijven, ook al is hun distributie uitgesproken minder landelijk dan deze van La Libre Belgique.

De strijd tegen de pro-Duitse pers heeft in Vlaanderen ook een specifiek karakter. In de schoot van de Vlaamse beweging ontstaan een reeks ‘passivistische’ sluikbladen. Bladen als Droogstoppel en De Vrije Stem, De Vlaamsche Wachter of De Vlaamsche Leeuw willen een tegenwicht vormen voor de activistische gecensureerde pers die zij als een belediging voor de Vlaamse zaak beschouwen.

De sluikpers doorgelicht

Toch verschijnen er heel wat meer clandestiene kranten in het Frans als in het Nederlands. We tellen in totaal 14 titels in het Nederlands en twee tweetalige, naast 51 in het Frans. Het statuut van het Frans als landstaal in die periode is hier niet vreemd aan. Daarnaast heeft de geografie van de bezetting wellicht ook een rol gespeeld. De sluikpers in het etappegebied is inderdaad zeldzaam. Het bezettingsregime is bijzonder draconisch in dit gebied, dat zich meer uitstrekt uit over het Vlaamse dan over het Franstalige landsgedeelte. De meeste clandestiene kranten ontstaan inderdaad op het territorium van het Gouvernement-generaal, in het bijzonder in Brussel en in mindere mate in Antwerpen. Even opvallend is de vaststelling dat de sluikpers vooral een belangrijke ontwikkeling kent tijdens de eerste helft van de bezetting. Zowel de repressie, de oorlogsmoeheid als materiële moeilijkheden dragen bij tot het verzwakken van het fenomeen vanaf 1916.

Emmanuel Debruyne

Bibliografie

  • Emmanuel Debruyne, ‘Véridiques, antiprussiens et patriotes’. Les journaux prohibés en pays occupé. 1914-1918, in Robert Vandenbussche (dir.), La résistance en France et en Belgique occupées (1914-1918), Villeneuve d’Ascq, 2012, p.77-97.
  • François Hirsch, Les « soldats de la plume » : La presse clandestine en Belgique occupée pendant la Première Guerre mondiale, Louvain-la-Neuve, 2006 (licentiaatsverhandeling in de Geschiedenis, UCL, dir. L. van Ypersele).
  • Bernadette Schmitz, La presse clandestine de la Grande Guerre. Essai d’identification des périodiques belges clandestins et analyse de trois d’entr’eux au cours de l’année 1918, Brussel, 1974 (verhandeling van het Institut supérieur d’études sociales de l’Etat).