Vrije Vaderlanders

Het allereerste Limburgse sluikblad

In het najaar van 1940 maakte de sfeer van verslagenheid na de nederlaag van mei plaats voor gemopper, gezeur en later rebellie en opstandigheid. De eerste tekenen van economische ellende deden het aanvankelijke ontzag voor de Wehrmacht tanen. Minachtig kwam in de plaats. De dapperheid waarmee de Britten zich verdedigden tegen de aanvalsgolven van de Luftwaffe, gaf hoop. Lag de oorlog dan toch niet in een beslissende plooi? Uit deze twee emoties – vijandschap tegenover de bezetter en hoop op een geallieerde overwinning – ontsproot het verzet.

De groeiende weerstand kwam onder meer tot uiting in de publicatie van clandestiene bladen. Vooral in de stedelijke centra nam deze activiteit een hoge vlucht. In de relatief landelijke provincie Limburg bleef het op het vlak van sluikpers erg kalm. Tijdens heel de bezetting zouden er slechts een achttal verzetsbladen verschijnen. De Limburgse primeur was weggelegd voor het onafhankelijke blad Vrije Vaderlanders, waarvan het eerste nummer in december 1940 verscheen.

Patriottisme

Het idee voor Vrije Vaderlanders kwam van Victor Coppens, bediende bij de RTT in Hasselt. Coppens was sinds juni 1940 betrokken bij de oprichting van een geheime inlichtingendienst in Limburg. Bij het rekruteren van medewerkers ging hij aankloppen bij medeoud-strijders van ’14-’18. Zo ontmoette hij onder meer Carlos Moens, directeur van de Hasseltse gelatinefabriek. Moens raadde Coppens aan nog meer oude kameraden van ’14-’18 aan te spreken, en zo geschiedde. Raoul Polus (industrieel), Benoît Vandepoel (studieprefect in het Hasseltse atheneum) en Rik Vaes (katholiek vakbondsman) kwamen de groep vervoegen. In 1940 hadden deze mannen de handen echter niet bepaald vol met inlichtingenwerk. Tijdens een geheime vergadering in november 1940 lanceerde Victor Coppens daarom het idee om de vijand alvast te lijf te gaan met een sluikblad. Iedereen ging akkoord.

Wat deze mannen samenbracht, was vaderlandsliefde. Politiek-ideologisch ging het zeker niet om een homogeen gezelschap. Carlos Moens bijvoorbeeld was een uitgesproken liberaal, Rik Vaes een voormalig katholieke volksvertegenwoordiger uit de christelijke arbeidersbeweging. Deze verschillen waren echter ondergeschikt aan de patriottische dadendrang van de groep.

 

 

Taakverdeling en distributie

Op de eerste redactievergadering kwam een onderlinge taakverdeling tot stand. Victor Coppens werd uitgeroepen tot hoofdredacteur, typist en drukker. Nadat hij de stencils op zijn persoonlijke schrijfmachine had uitgetypt, werd het blad vermenigvuldigd op een duplicatiemachine van de Hasseltse RTT. De conciërge van het RTT- gebouw hielp mee met het kopiëren. Coppens, Polus, Vaes en Vandepoel beschikten over de vlotste pen en schreven de meeste artikelen. Moens en Polus traden op als financiers.

Vrije Vaderlanders verscheen in totaal zeven keer, in een gemiddelde oplage van 500 exemplaren. Het blad werd op verschillende manieren verspreid. Het grootste aantal exemplaren werd verdeeld via de reguliere post, in gesloten omslagen. De tweede distributiemethode was de rechtstreekse bestelling ‘aan huis’. Verder was de redactie vooral aangewezen op de lezers zelf. In bijna elk nummer riep ze hen op om Vrije Vaderlanders te verspreiden onder vrienden en kennissen, en het zeker niet te bewaren, weg te gooien of te verbranden.

Plunderaars en opportunisten

In korte, polemische stukken hekelden de samenstellers van Vrije Vaderlanders de bezetter en de gevolgen van bezetting voor het Belgische volk. De Duitsers werden dieven en plunderaars genoemd. De bezetting was economisch nadelig voor België, leidde tot een erg hoge staatsschuld, tot stijgende prijzen en een beknotting van de rechten en vrijheden van werknemers. Naast de bezetter, moesten ook de Belgische collaborateurs het ontgelden. Het blad hekelde de daden en de uitspraken van bestuurlijke collaborateurs (‘onbekwame postjesjagers’, ‘arrivisten’), de collaborerende pers (‘leugenaars’), economische collaborateurs (‘zakkenvullers’) en Oostfronters (‘verraders van mei 1940’). Allemaal kregen ze te horen dat het moment van de afrekening niet lang op zich zou laten wachten.

Oud-strijders, kern van een nieuw België

Tegenover deze vijandsbeelden plaatste Vrije Vaderlanders een positief en hoopvol discours, dat twee componenten bevatte. Enerzijds propageerde het blad de idee van een Belgische wederopstanding, interne samenhorigheid, patriottisme en (in mindere mate) weerstand. Eens de vijand uit het land verdreven zou zijn, zouden de goede vaderlanders opstaan, zich rondom de vorst scharen en een nieuw België opbouwen. De oud-strijders van ’14-’18 en ’40 zouden de spil uitmaken van dit patriottisch blok. Anderzijds greep het blad, ondanks de gebrekkige nieuwsgaring, de internationale actualiteit aan om de hoop op een Duitse nederlaag levendig te houden. Alle heil viel daarbij te verwachten van het ‘vrije’ en ‘vredelievende’ Engeland, in tweede instantie de VS. Vanaf de herfst van 1941 kwamen ook uit het oosten (het Russische front) de eerste hoopgevende signalen.

Een verzadigde markt

In december 1941 verscheen het zevende en laatste nummer van Vrije Vaderlanders. De redactieleden hadden besloten het blad stop te zetten omdat ze vonden dat er genoeg andere verzetsbladen werden verspreid in Limburg. Bladen als La Libre Belgique en La Voix des Belges werden gedrukt in plaats van gekopieerd en zagen er een stuk professioneler uit dan het gestencilde Vrije Vaderlanders. Die bladen beschikten ook merkbaar over betere informatiekanalen. Een andere reden tot stopzetting was dat men niet meer aan voldoende papier geraakte. De medewerkers zouden zich voortaan bezig te houden met de verspreiding van andere clandestiene bladen. Daarnaast engageerden ze zich op individuele basis – en dat tot aan het einde van de bezetting – in diverse andere vormen van verzet: inlichtingendiensten, hulp aan geallieerde piloten en werkweigeraars, lidmaatschap van het Geheim Leger, enzovoort.

Karel Strobbe