De Vrijheid

In de wereld van het Verzet bekleedt de clandestiene pers, of ‘sluikpers’ zoals men toen zei, een specifieke plaats. Op het eerste gezicht weinig spectaculair, maar geworteld in de bezetting tijdens de Eerste Wereldoorlog, verschijnen in België een enorm aantal drukwerken. Soms erg lokaal van opzet, andere met een landelijke distributie, vertegenwoordigden ze alle politieke kleuren. Wat hen bindt is dat ze zich onttrekken aan de censuur en zich duidelijk uitspreken tegen de bezetting. De verantwoordelijken worden opgespoord door de bezetter en wie een blad in zijn bezit heeft is strafbaar.

Eén voorbeeld onder vele is De Vrijheid, dat van 1940 tot 1942 verschijnt in Antwerpen. Aanvankelijk verdeeld onder vrienden en verwanten, groeit het later uit langs gestructureerde en onverdachte netwerken.

Liberalen en oud-strijders

John Van Geffen zet de eerste stap. Kort na het begin van de bezetting spreekt hij een jeugdvriend aan die het café El Bardo aan de Sint-Jacobsmarkt uitbaat. Van Geffen verzoekt hem over een klein vergaderzaaltje te kunnen beschikken, omdat hij een verzetsblad wil uitgeven. De man stemt toe en treedt meteen zelf toe tot het groepje. De overige leden zijn meestal oude bekenden van Van Geffen, vaak uit het liberale milieu. Anderen, zoals Arnold Segers, kent hij door zijn betrokkenheid bij het Nationaal Werk der Oorlogsinvaliden en de verbroederingen van oud-strijders van de Eerste Wereldoorlog.

De eerste echte uitgave van het blad volgt in augustus 1940. Het blad krijgt de titel De Vrijheid mee en naast de titel komt een tekening te staan van het Vrijheidsbeeld. Een maand later verschijnt een nieuwe uitgave en in oktober 1940 nog één, telkens gedrukt op tweehonderd exemplaren. De teksten komen van Jan Verhaeghe, die zijn werk direct aan Van Geffen overhandigt of achterlaat bij Segers in El Bardo. Louis Van Coppenolle drukt het blaadje op de stencilmachine van de Union des Armateurs. Maar de groep voelt gevaar en na oktober 1940 stoppen de leden hun activiteit, ‘wegens gebabbel in het openbaar’ volgens Van Geffen.

Voor vrijzinnige Vlamingen

Enige tijd later verzamelt zich rond Carlo Buysaert een nieuwe groep: onder collega’s en politiek gelijkgezinden bouwt hij een netwerk van medewerkers uit. De leden zijn jonger, duidelijk verbonden met de liberale partij en hebben contacten in de Antwerpse balie en zelfs het stadsbestuur. Het blad heet opnieuw De Vrijheid en moet ‘een inlichtings- en discussieorgaan voor vrijzinnige Vlamingen’ worden. Behalve door Buysaert zelf, worden de kosten gedragen door onder meer enkele bevriende advocaten zoals Frans De Hondt, de fabrikant Eugeen Verschueren en Henri Busscher, apotheker aan de Suikerrui.

Het eerste nummer van de nieuwe uitgave wordt gedrukt in december 1940, opnieuw door Louis Van Coppenolle, die het blad helpt opstarten. De volgende nummers worden gedrukt met de hulp van een contactpersoon aan de Italiëlei, vervolgens in de kantoren van de Agence Maritime Internationale en ten slotte bij Andreas Wijn in Hemiksem, die beschikt over een stencilmachine van de Belgische Turnbond. Nog later wordt er gewerkt in Berchem, bij architect Emile Janssens en zijn zoon. Ondertussen stijgt de oplage van het blad van driehonderd tot vijfhonderd exemplaren per nummer. De nieuwe Duitse overburen van de familie maken het werk in de tekenkamer – met een groot raam aan de straatzijde – onmogelijk. Nogmaals verhuist het drukken, ditmaal naar het kantoor van August Champy aan de Oude Koornmarkt in Antwerpen.

Arrestaties

De Duitse politiediensten komen de groep een eerste keer op het spoor in juli 1942 en onder meer Carlo Buysaert wordt aangehouden. Enkele leden van de groep nemen daarop het initiatief om snel een nieuw nummer van De Vrijheid uit te brengen. Fernand Riquier spreekt voor de teksten Maurice Prues aan, directeur van de Journal d’Anvers. Ondertussen verhuist de stencilmachine van de Oude Koornmarkt naar de Handschoenmarkt, bij Louis Pighini. Pighini is de amateurfotograaf die de ganse oorlog door clandestiene opnamen maakt van zowat alles wat niet toegestaan is door de bezetter. De volgende dag al is het blad klaar om op die manier de Duitsers te tonen dat Buysaert niet de spil is van de groep die zij zochten. Maar het kwaad is al geschied. Meer aanhoudingen volgen en in september 1942 beslist de groep om er definitief mee op te houden.

De clandestiene pers is een gevaarlijk bedrijf en de tol is hoog, net als bij iedere andere activiteit in het Verzet. Emile Janssens en zijn zoon Paul, Fernand Riquier en Frans De Hondt overlijden in het concentratiekamp Gross-Rosen. August Champy komt om in Mittelbau-Dora. Jan Verhaeghe, Carlo Buysaert en Henri Busscher keren pas in 1945 naar huis terug.

Gert De Prins