De Vlaamsche Leeuw
De Vlaamsche Leeuw
De Duitse bezetting in de nazomer van 1914 schudt de Vlaamse beweging grondig door elkaar. Voor de oorlog is het in Vlaamsgezinde milieus, zeker als ze uitgesproken katholiek en flamingant zijn, bon ton om argwanend te staan ten aanzien van Frankrijk. Dat staat in schril contrast met de bewondering in dezelfde milieus voor het Duitse keizerrijk, waar godsdienst, normen en waarden nog in eer worden gehouden. Duitsland staat bovendien technisch en wetenschappelijk aan de top en zijn economie bloeit.
Flamingant in een Belgische context
De schok van de invasie in augustus 1914 is daarom in deze milieus des te groter. Het duurt een hele tijd vooraleer ze er toe komen om opnieuw hun stem te verheffen. Gelet op de bezettingsomstandigheden kan dat echter niet anders dan via een sluikblad. In november 1915 verschijnt het eerste nummer van De Vlaamsche Leeuw. Dat hierbij flamingante motieven spelen, moge duidelijk zijn. Maar ook een onverholen Belgische vaderlandsliefde is niet vreemd aan het initiatief. De ondertitel van het blad luidt Vaderlandsch propagandablad en in de aanhef staat het volgende te lezen: “In deze tijden van trouw en beproeving, scharen wij ons, Vlamingen, samen met onze Waalse broeders, rond onze Belgische driekleur en delen met hen dezelfde nood en dezelfde gevaren. Wij zijn overtuigd dat, wanneer de eindzegepraal zal behaald zijn, wij samen, ook dezelfde rechten zullen delen.” Met dat laatste spreekt de redactie meteen de hoop uit dat na de oorlog het Nederlands op voet van gelijkheid met het Frans zal behandeld worden.
In zijn nummer van april 1916 wijst De Vlaamsche Leeuw erop dat tweetalige verzetsbladen het beste middel vormen om vaderlandslievende propaganda te voeren en “de toenadering van rassen in België te bewerken.” Overigens verschijnt De Vlaamsche Leeuw uitsluitend in het Nederlands en liggen haar flamingante standpunten niet goed in de markt bij het francofone publiek. De redactie steunt duidelijk op Vlaamsgezinden uit Brussel en omgeving, maar over oplage en verspreiding hebben we geen informatie teruggevonden.
Tegen het activisme
Eind 1915 is de Duitse Flamenpolitik nog zeer onduidelijk. Dit belet niet dat er informatie doorsijpelt over de Duitse verleidingspogingen en welke Vlamingen geneigd zijn daarop in te gaan. Nogal wat patriottisch voelende Vlaamse voormannen zijn daarover verontrust. Er worden immers stappen tot toenadering gezet, zowel door de Duitsers als door sommige radicale Vlamingen. Op die manier komt het activisme tot stand. Wanneer de Duitse gouverneur-generaal Moritz von Bissing in het najaar van 1916 de Gentse rijksuniversiteit heropent als vernederlandste instelling zijn de zaken duidelijk geworden. Hij willigt daarmee een van de voornaamste vooroorlogse eisen van de Vlaamse beweging in.
De Vlaamsche Leeuw, haalt in oktober 1916 fel uit naar deze Duitse politieke zet. “Weg met de Duitse Hogeschool!” titelt het blad en het wijst erop dat “enigen onzer vroegere strijdgenoten” het hebben aangedurfd de nationale eenheid te verbreken. Deze verontwaardiging belet niet dat De Vlaamsche Leeuw in hetzelfde nummer benadrukt: “(…) besliste voorstanders van de vervlaamsing van de Gentse Hogeschool naar het voorstel Van Cauwelaert-Franck-Anseele (te zijn). Wij menen echter dat wij Vlamingen daarvoor geen hulp moeten vragen van de bezettende macht, noch zulke hulp aanvaarden. Wij zijn overtuigd dat dit de mening is van de overgrote meerderheid van het Vlaamse volk”.
De verplichte tewerkstelling
Het bezettingsregime wordt hoe langer hoe zwaarder om dragen. Het economische leven gaat er zienderogen op achteruit en de opeisingen worden pijnlijker. Daarenboven dwingt de bezetter de zogenaamde “werklozen” tot werk op Duitse of Franse bodem. De Vlaamsche Leeuw van december 1916 verwijst naar de groeiende neiging om een voorbeeld te nemen aan de “Brugse metten” uit de Middeleeuwen. Maar een dergelijke moordpartij op een bezetter nog eens overdoen is niet zo simpel. Tussen droom en daad staan praktische bezwaren in de weg, al zijn het maar de vuurwapens in Duitse handen. Daarom roept het blad op tot geweldloos verzet: niet opdagen bij een oproep, niemand van de werklozen verraden.
De Vlaamsche Leeuw geeft ook vaak lucht aan zijn ergernis over het feit dat wie het Vlaams verdedigt, nogal gauw als onvaderlands wordt bestempeld. De redactie vindt ook dat de Franstalige sluikbladen deze anti-Vlaamse opvattingen onvoldoende weerleggen. Met haar eigen sluikblad wil ze nu net bewijzen dat de flaminganten wel degelijk hun vaderlandse plicht vervullen.
De Raad van Vlaanderen
Het hoeft dus geen betoog dat de oprichting van de Raad van Vlaanderen door de activisten in februari 1917 veel woede opwekt. Zeker wanneer uitlekt dat een delegatie van de Raad naar Berlijn is gereisd om steun te vragen. De Vlaamsche Leeuw van april 1917 trekt daartegen fel van leer. Het blad drukt een protest af van Vlaamse hoogwaardigheidsbekleders. Hun namenlijst maakt duidelijk dat de gematigde flaminganten nog over vrijwel heel het land kunnen mobiliseren om een dergelijke verklaring te laten tekenen.
Ondertussen gaat de kwaliteit van het papier en drukwerk achteruit. Op het nummer van april 1917 wordt voor het eerst een kostprijs vermeld. De redactie bekent dat ze het financieel niet meer aankan om het blad gratis te verspreiden. Er wordt gerekend op welstellende lezers. Liefst betalen ze voor een zeker aantal exemplaren zodat ze die daarna gratis kunnen verspreiden.
De Raad van Vlaanderen stelt zich hoe langer hoe meer voor als een proto-parlement. De Vlaamsche Leeuw van februari 1918 is zeer sarcastisch over de ‘verkiezing’ van de leden van de zogenaamde ‘tweede’ Raad van Vlaanderen. Alleen personen die op voorhand een verklaring ondertekenen dat ze het programma van de Raad van Vlaanderen steunen, mogen hun stem uitbrengen. Het blad wijst erop dat de activisten het vorstenhuis willen afzetten en aansturen op een burgeroorlog, te vergelijken met de Commune van Parijs. Er circuleren bovendien plannen om het noorden van Frankrijk te annexeren.
Voor het ‘minimumprogramma’
Een van de voornaamste redacteurs van De Vlaamsche Leeuw is Alfons Fierens (°1880). Hij studeerde geschiedenis in Leuven en is sterk beïnvloed door Godfroid Kurth. Wanneer de oorlog uitbreekt is hij leraar in Brussel. Volgens Fierens vormen de Vlamingen een taalgroep maar geen apart volk. Hij verdedigt het zogenaamde ‘minimumprogramma’ van voor de oorlog, dat in zijn ogen eigenlijk een maximumprogramma is. Mede onder zijn impuls geeft de redactie – naast het sluikblad - meerdere brochures uit met teksten over de taalproblemen in België. Een andere belangrijke redacteur is de Brusselse vrijzinnige Louis Deveen (1868 - 1950), die ook mee instaat voor het drukken en verspreiden van de krant.
Het blad argumenteert meermaals dat het activisme tevens het gevolg is van francofone scherpslijpers “welke door hunne Fransche verblindheid aan de Duitschers de gelegenheid hebben gegeven om in het verwaarloosde Vlaanderen” de activistische aanhang te kweken. In april 1918 wordt onomwonden gesteld dat de gematigden zich bewust moeten zijn van de francofone aspiraties om de volledige Vlaamse beweging te kortwieken: “Door geen enkele daad toonden zij dat de taalgelijkheid broederlijk kan geregeld worden”. De gematigden (“passieven”) moeten daarom ook actie voeren en mensen overtuigen. Het is duidelijk dat het sluikblad vooral in de figuur van Frans Van Cauwelaert zijn toekomstige politieke leider ziet. Hij had samen met de liberaal Julius Hoste in april 1917 in Den Haag het Vlaams-Belgisch Verbond opgericht.
Naar de Bevrijding
In augustus 1918 roept het blad de gematigden op om zich, ondanks de bezetting, te organiseren. In hetzelfde nummer wordt ook gewezen op de oproep in het activistische blad Ons Land van 13 juni waarin fel wordt uitgehaald naar de patriottische sluikbladen. Elke activist moest het tot zijn plicht rekenen om “deze vergiftige pest schadeloos te maken”, ook als dat inhield dat men hooggeplaatste personen moest aanklagen bij de bezetter. De Vlaamsche Leeuw is er vanaf de zomer van 1918 trouwens meer en meer van overtuigd dat de Duitsers militair aan het kortste einde zullen trekken. Er staat nu geen rem meer op de propaganda voor aansluiting bij het Vlaams-Belgisch Verbond.
In het nummer van oktober 1918 wijst de redactie erop dat de Duitse aftocht in het verschiet ligt. Op 28 september is ook aan het West-Vlaamse front de geallieerde opmars begonnen. Op 11 november 1918 volgt de wapenstilstand. Toch laat de redactie nog een laatste nummer verschijnen. De Duitse troepen - “de grijze ongeluksratten” – zijn nog in Brussel en er broeit zelfs opstand onder hen. Een Duitse Soldatenrat probeert de macht te grijpen. Maar het is slechts een kwestie van tijd vooraleer de bevrijders zullen aankomen en België wordt hersteld.
De Vlaamsche Leeuw is tijdens de Grote Oorlog de tolk bij uitstek geweest van de gematigde Brusselse flaminganten. Een dergelijke stem zou een wereldoorlog later niet meer weerklinken.
Luc Vandeweyer