Le Coup de Queue

Een sluikblad is niet alleen illegaal, het heeft per definitie een contesterend karakter omdat het zich verzet tegen de nieuwe gevestigde orde en die met desinformatie wil ondermijnen. Omdat het sluikblad een instrument is van verzet, krijgt het een bijzondere positie. Het is informatief voor de lezers, maar kan zich ook op een subversieve manier uiten en zich op die manier onderscheiden van een klassieke krant. Le Coup de Queue, een katholiek sluikblad uit Bergen, is van dat alles een goede illustratie. De ideologie van de krant wortelt in een traditioneel vooroorlogs sociaal milieu, maar dat belet het blad niet om zich op een originele en subversieve wijze uit uit te drukken. Le Coup de Queue wordt gelanceerd in september 1940 en verschijnt 48 keer. 34 Nummers zijn geheel of gedeeltelijk bewaard gebleven.

De redactie

De anonimiteit van een sluikblad wakkert de vrijmoedigheid aan. De verantwoordelijke uitgevers zijn niemand anders dan L’Ane Onyme en L’Irresponsable. De artikelen worden ondertekend door de Dappere Victor, Vindex of … Robin Hood. De vriendschapsbanden tussen de makers van het blad dragen bij tot de specifieke stijl : ‘Ik zie nog de twee vrienden voor me die me op een mooie ochtend in oktober kwamen opzoeken met de boodschap: we moeten iets doen!’ vertelt een redacteur in het laatste bevrijdingsnummer (september 1944). Coup de Queue is ontstaan in een groep vrienden uit hetzelfde sociaaleconomische milieu (de katholieke burgerij uit Bergen) die dezelfde opvattingen delen over wat hen tijdens de oorlog te doen staat.

Humor

Humor is in Coup de Queue goed vertegenwoordigd. Het is een vorm van verzet die veel wordt gebruikt in militaire conflicten, denken we maar aan de talrijke karikaturen en spotprenten waarin de Duitse soldaten en zij die voordeel halen uit de bezetting belachelijk worden gemaakt. Le Coup de Queue drijft met grappen, woordspelingen en ironie ongenadig de spot met de ‘verkochten’, met ‘Dodolfe’ en andere ‘smeerlappen van Moffen’. De volgende weinig vleiende grap gepubliceerd in januari 1941 illustreert dit: ‘Weinig mensen weten wat een Duitser is. Een Duitser is een zwijn dat geboren is in Duitsland, zich vetmest in de buurlanden en gezouten wordt in Engeland’. In het nummer van 10 januari 1943 verschijnt een ongewoon overlijdensbericht waarin Adolf Hitler en Herman Goering ‘met diepe spijt’ ‘het overlijden van vrouwe Duitse Overwinning … in Stalingrad na een lange en pijnlijke ziekte’ aankondigen. Naast deze ironische mededelingen worden regelmatig korte rijmpjes gepubliceerd om wie niet kritisch genoeg staat tegenover de vijandelijke propaganda te stigmatiseren zoals: ‘Wie gelooft wat Le Soir zegt is werkelijk een dikke onnozelaar’.

Folkloristische inspiratie

De naam Coup de Queue is ontleend aan de lokale Bergense folklore en verwijst naar de staart van de draak, het monster dat door Sint Joris werd geveld. Dit mythische feit wordt elk jaar herdacht in Bergen tijdens het bekende feest van ‘Doudou’. Tijdens de bezetting wordt de legende wat aangepast: de staart van de draak incarneert de afkeer van de Bergenaren voor de bezetter. ‘De oude draak van Bergen is ontwaakt’, zo luidt het in het eerste nummer van het blad; ‘Met een slag van zijn staart heeft hij allen die verkocht waren en hem wilden bedriegen bij elkaar geveegd zoals de hondjes bij het Ducasse-feest’. Maar de draak is niet de enige verzetsheld. In het lied ‘Doudou 1941’ (een aanpassing van het traditionele folkloristisch lied ‘Doudou’) speelt Sint Joris opnieuw zijn rol van grote redder van de Bergenaren wanneer hij Hitler met twaalf kogels ombrengt: ‘We kunnen misschien Doudou van de Nieuwe Orde spelen? Sint-Joris jaagt Hitler 12 kogels door zijn vel’.

Het is niet voor niets dat tijdens de bezetting folklore kan uitgroeien tot een vorm van lokaal verzet. Folklore is een centraal element van de volkscultuur, is per definitie subversief (denken we maar aan carnaval) en drukt goed het verlangen naar vrijheid in expressie en gedrag uit. De bezetter ziet snel in dat bijeenkomsten van het gewone volk een gevaar inhouden en verbiedt ze. Tot groot ongenoegen van de inwoners van Bergen, wordt het Doudou-feest tijdens de bezetting niet georganiseerd. Le Coup de Queue maakte er overigens een gewoonte van om de bevrijding te associëren met de terugkeer van het feest, zoals in dit lied (in het dialect) ‘Ducasse 43’. ‘Kinderen, maak u geen zorgen: volgend jaar kunnen Engeland, Rusland en Amerika en de hele stad Bergen opnieuw het toernooi tussen Sint Joris en de draak zien, terwijl de Moffen en hun Führer in het zand bijten’.

Een gemeenschappelijke identiteit tegenover de bezetter

Met humor en folklore probeert Le Coup de Queue de bevolking van Bergen te verenigen tegen de bezetter en een ‘wij’-groep (de echte Bergenaren volgens Le Coup de Queue) en een ‘zij’-groep (de ‘verkochten’) te creëren. Humor haalt het individu uit het isolement van de oorlog, grappen geven weer hoop en helpen het hoofd te bieden aan een moeilijke en vernederende situatie. Ze laten misschien vooral zien dat men niet de enige is die wrok koestert tegen de verdrukker. Iedereen die lacht om de grapjes van Le Coup de Queue maakt deel uit van die solidaire gemeenschap. Niets gaat boven een grapje om een idee over te brengen en aanhangers te winnen. Folklore maakt deel uit van hetzelfde proces van vereniging en oppositie: de cultuur die Le Coup de Queue uitdraagt is populair, heeft al een lange traditie en onderscheidt zich van de nieuw opgelegde Duitse cultuur. Hetzelfde geldt voor het dialect van Bergen dat zich uit de aard van de zaak situeert in de marge van de officiële communicatie. Het is overigens geen toeval dat de verwijzingen naar de folklore in Le Coup de Queue telkens in het dialect geschreven zijn. Grappen en liedjes in het dialect vormen de belangrijkste communicatiemiddelen van het blad.

Sophie Soukias

Bibliografie

  • Fréderic François, Devriese Didier, « De la caricature à la légende et au mythe… et réciproquement » in Jaumain Serge, Piette Valérie (dir.), L’Humour s’en va en guerre. Bruxelles et la caricature en 14-18, Archives de la Ville de Bruxelles, Bruxelles, Ed. Fontes,  2005
  • Maerten Fabrice, Du murmure au grondement : la résistance politique et idéologique dans la province de Hainaut pendant la Seconde Guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944), Mons, Ed. Hannonia, 1999, 3 vol. , p 594-606
  • Scott James C., Domination and the arts of resistance. Hidden transcripts, New Haven and London, Yale University Press, 1990
  • Stokker Kathleen, Folklore fights the nazis. Humor in occupied Norway 1940-1945, Madison, The University of Wisconsin  Press, 1995